Expo Hoofdexpo

Nel Maertens

A Green Charade

Data

vr 3.09 - zo 3.10.21

tickets

Locatie

Exporuimte / Kabinet Cc Strombeek
Gemeenteplein 1
1853 Strombeek

Extra

ma: 14u-17u
di/do: 14u-19u30
wo/vr: 10u-16u
za/zo: 11u-18u

In september brengt CC Strombeek 3 tentoonstellingen rond tekenkunst. De kunstenaars An Roovers, Obi Okigbo en Nel Maertens geven elk op een geheel eigen manier vorm aan het medium. De tentoonstellingen worden gebracht in het kader van de Brussels Drawing Week (14 -19 september), waarbij zo’n 40 culturele instellingen in en rond Brussel hedendaagse tekenkunst in de kijker zetten.

De beloftevolle kunstenares Nel Maertens (1996, woont en werkt in Antwerpen en Zele) verkent in haar jonge teken- en schilderspraktijk kleur, compositie, materiaal, schriftuur en energie. Maertens’ verrassende werken vloeien voort uit een intens proces waarbij de grenzen tussen het ontstaansproces, conceptualisering en realisatie vaak vervagen. Maertens studeerde in 2019 af als master in mode aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen. Naast haar voortdurende projecten in toegepaste kunst (mode, textiel, prints, drukwerk, vormgeving), legt Maertens zich sinds kort toe op een autonome beeldende kunstpraktijk.

Een interview tussen Nel Maertens en Charlotte Crevits

Kan je iets vertellen over de keuze van jouw titel voor de tentoonstelling, A Green Charade?

“A Charade” verwijst naar iets dat klaarblijkelijk vals is, maar niet zo wordt gepresenteerd. In relatie tot mijn werk, zet het woord je dus als toeschouwer op het verkeerde been. In die zin alsof het lijkt dat ik op zoek ga naar een idyllisch landschap, de natuur, frisheid, … Maar de representatie van het landschap is vooral een manier om allerlei andere verhaallijnen te concipiëren. Met de expo “A Green Charade” wil ik vooral een illusie wekken, andere betekenissen oproepen.

In 2019 studeerde je af in mode aan de de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen. Vorig jaar besliste je om een andere richting in te slaan en je volledig toe te leggen op beeldende kunst. Vanwaar die beslissing van toegepaste naar autonome kunst?

Het is eerder een spontaan parcours dat zich aan mij opdringt, eerder dan omgekeerd. Ik voel me comfortabeler bij het maken van mijn eigen werk, dan in een toegepaste kunstvorm voor een bedrijf bijvoorbeeld. Door nog samen te werken met vrienden die in de modewereld werken, sta ik op een afstand van de modewereld waarbij ik me op mijn plaats voel. Aan de modeacademie, zocht ik altijd naar een manier om te tekenen en schilderen en steeds gezocht naar een cross-over. In mijn master heb ik bijvoorbeeld een collectie gemaakt samen met twee kunstenaars Flexboj & L.A, waarbij schilderijen geïntegreerd werden in draagbare silhouetten.

Jouw werken lijken op het eerste gezicht heel divers. Toch is de snelheid waarmee je tekent en een beeld op papier zet enorm typerend. Veel van jouw tekeningen lezen als dagboeknotities; ze vormen neerslagen van onmiddellijke visuele impressies, ook van gesprekken, situaties en objecten. Ze krijgen hierdoor een gevoel van urgentie. Welke rol heeft het proces van tekenen en schetsen binnen jouw praktijk?

Tijdens mijn opleiding in mode, dacht ik eigenlijk altijd al “tekenend” na. Ik denk vooruit met het tekenen en tegelijkertijd reflecteer ik met mijn tekeningen. De dingen uit mijn omgeving vertaal ik heel snel naar een visueel beeld. Mijn beelden zijn bijna hyper-actueel, ik zet de activiteit of gebeurtenis direct om, heel vaak op het moment zelf. Dit proces is steeds een wisselwerking tussen waarneming en eigen inbreng, een visuele vertaling via het tekenen.

In jouw werk is vaak een vorm van humor en nonchalance aanwezig, zeker in jouw meer grafische tekeningen. De titels zoals Nogal illustratief, Mama en baby (niet zo eng bedoeld) of Moeilijk want het gebeurt snel, getuigen van jouw gevoel voor zelfrelativering en een gevatte blik op jouw eigen kunstpraktijk. Mogen we dit lezen als een soort kritiek op het hedendaagse kunstgebeuren?

Ik ben iemand die een sterke mening heeft als persoon, maar ik neem zo snel een standpunt in. Ik hou van nuancering, dus ik kan niet zeggen dat dit een kritiek is op de kunstwereld. Het is eerder algemeen relativerende houding die ik aanneem, ook buiten mijn beeldend werk. Het is mijn soort kijk op de dingen: het verdraaien om grip te krijgen op de “dingen”, ook emotioneel. Het is niet mijn bedoeling om grappig te zijn. Ook al ben ik niet literair aangelegd, de woorden of zinnen die ik uit gesprekken haal zijn voor mij belangrijk om het werk een zekere invalshoek te geven. De titels of toevoegde zinnen zijn eerder spontane, mentale schetsen die de tekeningen aanvullen.

Het seriële aspect is heel aanwezig. In de tentoonstelling in CC Strombeek wordt snel duidelijk dat je onderwerpen herhaalt en lichtjes wijzigt, door het beeld naar een ander formaat te brengen; de kleuren, materialen of vormen te wijzigingen. Je speelt met het auteurschap en de autonomie van het ultieme beeld. De herhaling geeft jouw werk een narratief karakter, een haast cinematografische “suspense” …

Ik ben heel ongeduldig, als ik een idee heb dan komt dit direct op papier. Er zit weinig tijd tussen de ideevorming en de uitvoering – het “stroomt” intuïtief uit mij. Door te tekenen leer ik mijn idee of interpretatie kennen, en maak ik het beeld opnieuw. Het ongeduld en die continue zoektocht naar een steeds betere versie zet ik letterlijk op papier. In mijn tekeningen zit inderdaad een suggestie van een verhaallijn. Ook al is mijn werk heel persoonlijk – ik teken vaak mijn zus of vrienden; ik probeer het werk steeds naar een algemeen menselijk niveau te trekken. Het is dus zeer intuïtief, ik teken eigenlijk ook om niet te moeten spreken ….

Je werkt vaak met oliestick, oliepastel en soft pastel op papier of karton: materialen die gekenmerkt worden door hun hanteerbaarheid, directheid en typisch snelle markeringen en de “geste” in de hand werken. Deze “hands-on” techniek staat in contrast met het traditionele schilderen in olieverf op doek. Is dit een bewuste keuze?

Wat me erg interesseert is het witte papier met daarop kleur aangebracht. Met pastel hoef je geen kleuren op te bouwen, het zijn zo pure kleuren. Ik meng niet graag – op een fauvistische manier haal ik de kleuren gewoon rechtstreeks uit de doos. Omdat ik ook veel “en route” werk, is dit mijn favoriete manier. Met dit materiaal kan je eigenlijk overal werken, ik heb altijd mijn tekengerief mee. Olieverf daarentegen is meer beredeneerd, vergt opbouw en is ook duurder.

De drie “klassieke” genres binnen de kunstgeschiedenis, het portret, het landschap en het stilleven, keren steeds opnieuw terug. We spraken al over jouw grote inspiraties binnen de schilderkunst zoals Van Gogh, Bacon, Rubens, … Op welke manier verhoudt jouw werk zich tegenover deze lange traditie van grote meesters?

De tekeningen Kletsen en Venus en Adonis zijn bijvoorbeeld rechtstreeks geïnspireerd op werk van Rubens. Persoonlijk verhoud ik me zelf graag tot de “Rubens-vrouw”, een vrouwbeeld waarmee ik me wel identificeer. Wat ik fantastisch vind aan Rubens is die woestheid, beweging en kracht waarop hij dieren en mensen neerzet. Ik geniet er letterlijk van om deze energie na te tekenen, het zijn kopieën waaraan ik iets van mezelf toevoeg. Ik kijk ook veel naar Edvard Munch op dit moment, de menselijkheid, moraliteit en universele emotie die in dat werk zit vind ik heel interessant, nog los van de sfeer, energie en lijnvoering die gewoonweg ongelofelijk is.

Voor het maken van de landschappen trek je vaak in de natuur, je schildert “en-plein-air.” De manier waarop je jouw eigen perceptie van licht, kleuren en vormen, capteert herinnert aan de impressionisten, fauvisten en expressionisten. Wat is het precies dat jou aantrekt aan het landschap?

Ik ben opgegroeid op het platteland, ook als kind gingen we steeds op reis in de natuur. Het landschap nodigt uit voor heel wat interpretaties, in tegenstelling tot een stilleven die meer is afgelijnd. Als je in het landschap zit, dan zoek je zelf je beeld, wat je precies gaat “framen.”

De presentatie in CC Strombeek is jouw eerste tentoonstelling als beeldend kunstenaar. Hoe zie je jezelf evolueren als kunstenaar? Waar mogen we jou verwachten in 5 jaar?

Ik wil uiteraard nog verder groeien in mijn praktijk. Ik zie mezelf als beeldend kunstenaar ook met mensen samenwerken, op een meer projectmatige manier. Binnenkort ga ik bijvoorbeeld ook iets doen in een opera. Ik zie mezelf als een omnivalente kunstenaar die midden in het veld staat.

Installatie beelden door Kristien Daem.

Pers

HART magazine

En septembre, CC Strombeek présente 3 expositions sur le dessin. Les artistes An Roovers, Obi Okigbo et Nel Maertens façonnent chacun le médium à leur manière. Les expositions sont présentées dans le cadre de la Brussels Drawing Week (14 -19 septembre), au cours de laquelle une quarantaine d'institutions culturelles bruxelloises et des alentours mettent le dessin contemporain à l’honneur.

L'artiste prometteuse Nel Maertens (1996, vit et travaille à Anvers et Zele) explore la couleur, la composition, la matière, l'écriture et l'énergie dans sa jeune pratique du dessin et de la peinture. Les œuvres surprenantes de Maertens résultent d'un processus intense dans lequel les frontières entre le processus de création, de conceptualisation et de réalisation s'estompent souvent. Maertens a obtenu en 2019 un master en mode à l'Académie royale des beaux-arts d'Anvers. En plus de ses projets en cours dans les arts appliqués (mode, textiles, estampes, impression, design), Maertens s'est récemment concentrée sur une pratique d'art visuel autonome.

Conversation entre Nel Maertens et Charlotte Crevits

Pouvez-vous nous en dire plus sur le choix du titre de l’exposition, « A Green Charade » ?

« A Charade » fait référence à quelque chose qui est manifestement faux, mais qui n’est pas présenté comme tel. En ce qui concerne mon travail, le mot met donc le spectateur sur la mauvaise piste en ce sens qu’il semble que je cherche un paysage idyllique, la nature, la fraîcheur... La représentation du paysage est pourtant avant tout une manière de concevoir toutes sortes d’autres intrigues. Avec l’exposition « A Green Charade », je cherche essentiellement à créer une illusion, à susciter d’autres significations…

Vous avez fait des études de mode à l’Académie royale des beaux-arts d’Anvers et vous avez décroché votre diplôme en 2019. L’an dernier, vous avez décidé de changer d’orientation et de vous consacrer entièrement aux arts visuels. Pourquoi ce passage de l’art appliqué à l’art autonome ?

Il s’agit d’un parcours spontané qui s’impose à moi, plutôt que l’inverse. Je me sens plus à l’aise dans la réalisation de mon propre travail que dans une forme d’art appliqué pour le compte d’une entreprise, par exemple. En collaborant encore avec des amis qui travaillent dans le monde de la mode, je reste à distance de cet univers et je me sens à ma place. À l’académie de la mode, je cherchais constamment un moyen de dessiner et de peindre ; j’ai toujours voulu mélanger les disciplines. Dans le cadre de mon master, par exemple, j’ai réalisé une collection avec deux artistes, Flexboj et L.A : des peintures étaient intégrées à des silhouettes faciles à porter.

De prime abord, vos œuvres semblent très variées. La vitesse à laquelle vous dessinez et mettez une image sur papier reste néanmoins très caractéristique. Bon nombre de vos dessins se lisent comme les notes d’un journal intime ; le compte rendu d’impressions visuelles instantanées, mais aussi de conversations, de situations et d’objets. On ressent dès lors une forme d’urgence. Quel rôle le processus de dessin et d’esquisse joue-t-il dans votre travail ?

Pendant ma formation dans la mode, je réfléchissais déjà en termes de « dessin ». J’anticipe avec le dessin en tête, tout en réfléchissant à mes dessins. Je transpose très rapidement les choses qui m’entourent en une image visuelle. Mes images sont presque hyperactuelles. Je transpose immédiatement l’activité ou l’événement, très souvent sur le moment même. Ce processus prend toujours la forme d’une interaction entre l’observation et un apport personnel, une traduction visuelle par le dessin.

Une forme d’humour et de nonchalance se dégage souvent de votre travail, surtout dans vos dessins plus graphiques. Les titres, notamment Nogal illustratief, Mama en baby (niet zo eng bedoeld) ou Moeilijk want het gebeurt snel, témoignent de votre sens de l’autorelativisation et d’un regard affûté sur votre propre pratique artistique. Peut-on y voir une forme de critique vis-à-vis de l’art contemporain ?

J’ai des opinions tranchées, mais je prends position rapidement. J’aime la nuance, donc je ne peux pas parler de critique à l’égard du monde de l’art. Il s’agit plutôt d’une attitude générale de relativisation que j’adopte, y compris en dehors de mon travail visuel. C’est ma manière de voir les choses : le fait de transformer pour avoir prise sur les « choses », y compris sur le plan émotionnel. Je ne cherche pas à être drôle. Même si je n’ai pas la fibre littéraire, les mots ou les phrases que j’extrais des conversations m’aident à donner un certain angle à l’œuvre. Les titres ou les phrases ajoutées sont plutôt spontanés, des esquisses mentales qui complètent les dessins.

L’aspect sériel est très présent. Dans l’exposition présentée au centre culturel de Strombeek, il apparaît rapidement que vous répétez et modifiez légèrement les sujets, en transposant l’image dans un autre format, en modifiant les couleurs, les matériaux ou les formes. Vous jouez avec la paternité et l’autonomie de l’image suprême. La répétition confère à votre travail un caractère narratif, un « suspense » presque cinématographique...

Je suis très impatiente : quand j’ai une idée, je la mets immédiatement sur papier. Peu de temps s’écoule entre l’apparition de l’idée et son exécution : elle « coule » de moi intuitivement. En dessinant, j’apprends à connaître mon idée ou mon interprétation, et je recrée l’image. Je mets littéralement sur papier cette impatience et cette recherche permanente d’une version toujours meilleure. Mes dessins suggèrent effectivement une intrigue. Bien que mon travail soit très personnel (je dessine souvent ma sœur ou mes amis), je m’efforce toujours de ramener l’œuvre à un niveau humain général. C’est donc un processus très intuitif. En fait, je dessine aussi pour ne pas avoir à parler…

Vous travaillez souvent avec des bâtonnets d’huile, des pastels à l’huile et des pastels tendres sur du papier ou du carton. Ces matériaux qui se caractérisent par leur maniabilité, leur immédiateté et leurs marques rapides. Ils facilitent le « geste ». Cette technique « pragmatique » contraste avec la peinture traditionnelle à l’huile sur toile. Est-ce un choix délibéré ?

Ce qui m’intéresse particulièrement, c’est le papier blanc sur lequel on applique de la couleur. Avec le pastel, vous ne devez pas composer les couleurs, elles sont si pures. Je n’aime pas mélanger. À la manière des fauvistes, je prends les couleurs telles quelles. Comme je travaille beaucoup en déplacement, c’est ma technique préférée. Cette approche permet de travailler n’importe où ; j’ai toujours mon matériel de dessin avec moi. La peinture à l’huile, en revanche, est plus élaborée, elle doit être fabriquée et coûte plus cher.

Les trois genres « classiques » de l’histoire de l’art, à savoir le portrait, le paysage et la nature morte, sont récurrents. Nous avons déjà évoqué vos grandes inspirations en peinture, notamment Van Gogh, Bacon ou encore Rubens. Où situez-vous votre travail par rapport à cette longue tradition de grands maîtres ?

Les dessins Kletsen et Venus en Adonis, par exemple, s’inspirent directement de l’œuvre de Rubens. Personnellement, j’aime me comparer à la « femme de Rubens », une image féminine à laquelle je m’identifie. Ce que j’aime chez Rubens, c’est la férocité, le mouvement et la puissance avec lesquels il représente les animaux et les personnes. J’adore reproduire cette énergie ; ce sont des copies auxquelles j’ajoute une part de moi. Je m’intéresse aussi beaucoup à Edvard Munch, en ce moment. Je trouve que l’humanité, la moralité et l’émotion universelle qui émanent de son travail sont captivantes. Sans parler de l’atmosphère, de l’énergie et du travail des lignes, qui sont tout simplement incroyables.

Pour créer les paysages, vous allez souvent en pleine nature, vous peignez en plein air. Votre manière de capturer votre propre perception de la lumière, des couleurs et des formes rappelle les impressionnistes, les fauvistes et les expressionnistes. Qu’est-ce qui vous attire dans le paysage ?

J’ai grandi à la campagne. Quand j’étais enfant, nous allions toujours nous balader en pleine nature. Le paysage se prête à de nombreuses interprétations, contrairement à une nature morte, qui est plus définie. Quand vous êtes au cœur du paysage, vous cherchez vous-même votre image, ce que vous allez « encadrer ».

La présentation au centre culturel de Strombeek est votre première exposition en tant qu’artiste visuelle. Comment vous voyez-vous évoluer en tant qu’artiste ? Où peut-on s’attendre à vous voir dans 5 ans ?

Je veux bien sûr continuer à progresser dans ma pratique. J’ai aussi des envies de collaborations, dans le cadre de projets. Je prépare notamment quelque chose dans un opéra. Je me considère comme une artiste polyvalente qui se tient au beau milieu du champ d’action.

Images © Kristien Daem

Presse

HART magazine

In September, CC Strombeek presents 3 exhibitions on drawing. The artists An Roovers, Obi Okigbo and Nel Maertens each shape the medium in their own way. The exhibitions are presented as part of the Brussels Drawing Week (14 -19 September), in which about 40 cultural institutions in and around Brussels put contemporary drawing in the spotlight.

The promising artist Nel Maertens (1996, lives and works in Antwerp and Zele) explores color, composition, material, writing and energy in her young drawing and painting practice. Maertens' surprising works result from an intense process in which the boundaries between the process of creation, conceptualisation and realisation often blur. Maertens graduated in 2019 as a master in fashion at the Royal Academy of Fine Arts Antwerp. In addition to her ongoing projects in applied art (fashion, textiles, prints, printing, design), Maertens has recently focused on an autonomous visual art practice.

An interview between Nel Maertens and Charlotte Crevits

Can you tell us something about the choice of your title for the exhibition, A Green Charade?

A Charade refers to something that is obviously false, but that is not presented as such. So in relation to my work, the word leads the viewer up the garden path, in the sense that it seems that I am looking for an idyllic landscape, nature, freshness, ... Yet the representation of the landscape is primarily a way of conceiving all kinds of other narratives. With the exhibition A Green Charade, I mainly aim to create an illusion, to evoke other meanings.

In 2019, you graduated in Fashion from the Royal Academy of Fine Arts Antwerp. Last year, you decided to pursue a different course and focus entirely on the visual arts. What prompted the decision to switch from applied to fine art?

It is a spontaneous path that imposes itself on me, rather than the other way round. I feel more comfortable creating my own work, rather than being involved in an applied artform for a company, for example. Still, by working with friends who are active in the fashion world, I remain at a distance, which is where I feel comfortable. At the fashion academy, I was always looking for a way to draw and paint and constantly searching for a cross-over. For my master's project, for example, I created a collection together with artists Flexboj & L.A, integrating paintings into wearable silhouettes.

At first view, your work appears to be very diverse. Yet the speed with which you draw and put an image on paper is very characteristic. Many of your drawings are like diary entries; they are records of direct visual impressions, as well as of conversations, situations and objects. As such, they acquire a sense of urgency. What is the role of the process of drawing and sketching in your practice?

During my fashion training, I actually always thought through drawing. I think ahead when I draw and at the same time I also reflect through my drawings. I tend to quickly translate the things in my surroundings into a visual image. My images are almost hyper-topical, I immediately translate the activity or event, very often already in the actual moment. This process is always an interaction between observation and personal input, a visual translation through drawing.

A form of humour and nonchalance is often present in your work, especially in your more graphic drawings. The titles, such as Nogal illustratief (Quite Illustrative), Mama en baby (niet zo eng bedoeld) (Mother and Baby (Not in such a narrow sense) or Moeilijk want het gebeurt snel (Difficult because it happens quickly), bear witness to your sense of self-relativism and sharp insight into your own artistic practice. Should we interpret this as a kind of criticism on the contemporary art scene?

I am someone who holds strong opinions as a person, but I don't take a stand very quickly. I like to be nuanced, so I can't say this is a comment on the art world. I tend to rather adopt a more detached attitude, also outside of my visual work. It is my kind of view of things: twisting it to get a grip on "things", also in an emotional sense. It is not my intention to be funny. Even though I am not a literary person, the words or phrases I take from conversations are important to me as a way of lending the work a certain perspective. The titles or added sentences are rather spontaneous, mental sketches that complement the drawings.

The serial aspect is very prominent. In the exhibition at CC Strombeek, it quickly becomes clear that you repeat and slightly modify your subjects by changing the format of the image; altering the colours, materials or shapes. You play with the authorship and autonomy of the final image. This repetition lends your work a narrative character, an almost cinematographic "suspense" ...

I am very impatient, when I have an idea, I put it down on paper immediately. There is little time between the idea and its implementation - it "flows" out of me intuitively. By drawing, I get to know my idea or interpretation, and I recreate the image. I literally put my impatience and continuous search for an ever better version on paper. There is indeed a suggestion of a storyline in my drawings. Even though my work is very personal - I often draw my sister or friends; I always try to elevate the work to a more general human level. So it's very intuitive, I'm actually drawing so I don't have to speak ....

You often work with oil stick, oil pastel and soft pastel on paper or cardboard: materials that are characterised by their manageability, directness and typically quick markings that favour the "gesture". This "hands-on" technique contrasts with traditional painting in oils on canvas. Is this a conscious choice?

What interests me is the white paper with colour on it. With pastels you don't have to build up the colours, they are very pure. I don't like to mix - in a fauvistic manner, I simply use the colours straight from the box. It is my preferred method, because I also work a lot "on the go". You can actually work anywhere with this material; I always have my drawing materials with me. Oil paint, on the other hand, is more deliberate, requires build-up and is also more expensive.

The three "classical" genres in art history, the portrait, the landscape and the still life, are constantly recurring. We already talked about your great inspirations in painting such as Van Gogh, Bacon, Rubens, etc. How does your work relate to this long tradition of great masters?

The drawings Kletsen ('Chattering') and Venus en Adonis, for example, are directly inspired by works of Rubens. Personally, I connect with the ''Rubens woman'', an image of women that I do identify with. What I love about Rubens is the ferocity, movement and power with which he portrays animals and people. I literally enjoy copying this energy, they are copies to which I add something of myself. I am also looking at Edvard Munch at the moment, I find the humanity, morality and universal emotion in his work very interesting, apart from the atmosphere, energy and line work which is simply incredible.

To create your landscapes you often go into nature, you paint "en-plein-air".The way you capture your own perception of light, colours and shapes reminds of the impressionists, fauvists and expressionists. What is it exactly that attracts you to the landscape?

I grew up in the countryside, and even as a child we always went on outdoor trips. The landscape invites many interpretations, in contrast to a still life that is more clearly delineated. When you are in the landscape, you find your image, that which you are going to "frame".

The presentation at CC Strombeek is your first exhibition as a visual artist. How do you see yourself evolving as an artist? What can we expect from you in 5 years?

Obviously, I want to continue to evolve in my practice. I can also see myself working with people as a visual artist, in a more project-based way. I will be doing something in an opera soon, for example. I see myself as an omnivalent artist, situated in the centre of the field.